Sinds ik in januari stopte met vlees eten, moet ik onder andere mijn moeder ervan overtuigen dat ik een normaal mens ben. Of toch niet minder normaal dan voordien. “Dat ik zo mijn best heb gedaan om u op te voeden, en dat ge dan moet eindigen als een vegetariër”, zegt ze half grappend, maar met een wantrouwige blik in de ogen. “Maar ik zie er toch gezond uit, ik draag nog altijd schone botjes én ik drink nog altijd”, antwoord ik dan, om haar gerust te stellen. “Ja, maar toch”, schudt ze vervolgens met haar hoofd. Voor haar zijn vegetariërs halfzachte mislukte wereldverbeteraars die zich enkel per bakfiets verplaatsen, het goede leven niet kennen, nog nooit in hun leven een glas te veel op hadden en in meer of mindere mate sociaal onaangepast zijn.
Complete onzin, vond ik. Tot ik enkele weken geleden deelnam aan een vegetarische kookworkshop van Miki Duerinck.
Met twee vriendinnen had ik me ingeschreven voor een avond gezellig koken, cavaatje drinken, beetje tetteren, nieuwe veggie recepten leren en lekker eten. Geen klachten wat het eten of de recepten betreft, maar verder was die kookworkshop – om het met de woorden van mijn lieve vriendin Lieselotte te zeggen – van begin tot eind een gemiste kans.
Toen ik – weliswaar 3 minuten te laat – verwaaid Miki’s keuken binnenstrompelde (ik was met de fiets gekomen), stonden alle deelnemers al strak in het gelid rondom het kookeiland, zwijgend als een klas die zo meteen examen moet afleggen. Het was medeblogster Emilie die me bij de arm nam en me in het oor fluisterde “Ge moet uw handen wassen, daar” en me met een klopje op de rug richting aanrecht stuurde. Vervolgens diende ik plaats te nemen op een lege plek aan het eiland, achter een snijplankje. Ver van mijn twee vriendinnen en zonder cava of zelfs maar een glas water. (Ik had wel keiveel dorst van dat fietsen hé.)
Al snel werd duidelijk waaróm die plek leeg was gebleven. De jongeman naast me bleek een irritant wezen dat het nodig vond om me voortdurend te corrigeren. Pellen, snijden, schillen, op al die vlakken kon ik nog iets van hem leren, vond hij duidelijk. Ik probeerde hem achtereenvolgens te negeren, vervaarlijk te grommen en hem een van mijn befaamde vernietigende blikken toe te werpen, om tot slot gedecideerd te zeggen: “Nee, ik moet mijn look NIET pletten nadat ik hem heb fijn gesneden.” Hij keek ietwat verbaasd, maar bleef ook bij de volgende snijopdrachten verwoed instructies geven.
Ruim twee uur duurde het voor die hele verdomde Indonesische rijsttafel was fijngesnipperd, aangestoofd en gefrituurd. Maar om half tien konden we eindelijk aan tafel. “Ha, wijnglazen!” verzuchtten mijn vriendinnen en ik opgelucht tegen elkaar. Miki moet ons gehoord hebben, want precies op dat moment zette ze enkele kannen kraantjeswater op tafel. “Wie wijn wil drinken, die kost twintig euro extra dus je kan eventueel samenleggen voor een fles”, deelde ze mee, om vervolgens zelf weer in haar keuken te verdwijnen. Er moest natuurlijk een strakke timing worden aangehouden. En de afwas hadden wij dan wel gedaan, de potten moesten nog opgeborgen worden en het groenteafval moest dringend naar de composthoop gebracht. Voor de wijn was er – buiten ons drieën – maar één andere kandidaat: mister contactgestoord. Wijn drinken, dat is blijkbaar toch niks voor vegetariërs. Gezelligheid en genieten ook niet, want na circa twintig minuten verscheen Miki opnieuw aan tafel. “Gaan jullie nu jullie potjes vullen in de keuken, dan kunnen we stilaan afronden.” Het schema, weet je wel. Nog geen tien minuten later stonden we buiten verweesd met onze ogen te knipperen, en daarna hebben we een kwartier de slappe lach gehad. Nee, echte vegetariërs zullen we nooit worden.
Tempehburgers |
Tafel mét wijnglazen maar zonder wijn |
Indonesische rijsttafel |
geen reacties